De basis
Hoe zat het ook alweer?
Communicatie is de uitwisseling van informatie, feiten, ideeën en meningen, oftewel boodschappen. Je hebt altijd een doel voor ogen als je communiceert. Je probeert je boodschap over te brengen met woorden en/of tekens, signalen of gebaren en je hoopt natuurlijk dat de ander jouw boodschap begrijpt.
Wanneer jij deze boodschap overbrengt, dan ben je de zender. Degene aan wie je de boodschap stuurt is de ontvanger. De ontvanger reageert op de boodschap. En daar reageert de zender dan weer op, zo kun je een tijdje doorgaan met het uitwisselen van boodschappen.
Schematisch ziet het proces van communicatie er zoals hiernaast uit.
Klinkt simpel toch? Maar vergis je niet, in de praktijk blijkt het soms erg lastig om je boodschap goed over te brengen en ontstaat er onbedoeld miscommunicatie. Een verzamelnaam voor storingen in menselijke communicatie wordt ruis genoemd.
Vormen communicatie
Woorden en gedrag
Ken je dat? Dat iemand zégt dat hij de stage leuk vindt, maar dat hij het niet echt uitstraalt. Wat moet je daar nou van vinden?
Je kunt in communicatie enkele vormen onderscheiden:
- Verbale communicatie
Communicatie met gesproken en geschreven woorden.
- Non-verbale communicatie
Alle signalen waarmee je zonder woorden een boodschap overbrengt. Denk aan je houding, de intonatie van je stem, je gezichtsuitdrukking, de ruimte die er letterlijk tussen jou en de ander is. Het belang van non-verbale communicatie wordt wel eens onderschat.
Zo'n 80 % van onze communicatie is non-verbaal. Een eerste indruk wordt bijvoorbeeld vaak al gevormd zonder dat er een woord is gesproken. Hoe loopt iemand? Hoe is zijn blik? Geeft iemand een ferme hand of een slap handje? Komt iemand heel dicht op je staan of houdt hij afstand?
Freya onderzoekt het belang van non-verbale communicatie.
Goede communicatie
Begrijpen we elkaar?
Wil je contact maken met de ander? Dit zijn de belangrijkste tips:
- Spreek duidelijk.
- Spreek rustig.
- Zorg voor een logische opbouw van je verhaal.
- Wees kort en bondig.
- Vermijd moeilijke woorden en vakjargon.
- Zorg ervoor dat de communicatie tweezijdig is: geef de ander ook ruimte door bijvoorbeeld vragen te stellen.
- Vermijd vooroordelen of waardeoordelen.
Ik was me er echt niet van bewust, maar mijn eerste stagiair wees me al na twee dagen op mijn valkuil. Ik gebruikte allerlei woorden die ze niet kende. En dat vond ze op zich niet zo erg, want ze was hier immers om te leren. Maar wat ze vooral vervelend vond, was dat ik er voor haar gevoel vanuit ging dat zij ze wel kende en lekker doorstoomde met mijn uitleg en instructie. En weet je? Ze had gewoon gelijk. Ik was zo gewend om ‘mijn eigen cateringtaal’ te spreken dat ik even vergat dat zij die taal nog niet sprak.
Mijn stagiair was al twee keer te laat gekomen en ook op de laatste dag van de week kwam hij op het laatste moment binnenrennen. Ik baalde er enorm van en heb de stagiair direct stevig aangesproken. In mijn ogen was hij de zoveelste die er met de pet naar gooide. En dat liet ik duidelijk merken. Toen pas vertelde hij schuchter dat hij een zieke moeder thuis heeft en hij de zorg voor zijn broertjes heeft in de ochtend. Wat voelde ik me rot dat ik direct het oordeel al klaar had. Dat overkomt me niet nog een keer. Niet gelijk je oordeel klaar hebben, maar eerst in gesprek gaan dus.
Gesprekstechnieken
Een goed gesprek
Het gaat jou als praktijkopleider helpen als je in staat bent een goed en open gesprek met je stagiair te voeren. En voor het oefenen van gesprekken geldt: oefening baart kunst. De volgende gespreksvaardigheden gaan je zeker helpen:
- Gesprek structureren
- Actief luisteren (Luisteren, Samenvatten, Doorvragen: LSD)
- Open sfeer scheppen
- Vragen stellen
- Ruimte geven
- Feedback geven
Begeleidingsgesprek
Stap voor stap
Tijdens de opleiding worden, als het goed is, regelmatig begeleidingsgesprekken gevoerd. Tijdens die gesprekken worden de opdrachten besproken, kan de leerling vragen stellen en worden waar nodig adviezen en tips gegeven. Ook wordt besproken of de opleiding volgens planning verloopt of dat er moet worden bijgesteld om de afgesproken doelen binnen de vastgestelde tijd te behalen. Een goed begeleidingsgesprek bevat een effectieve opbouw.
Opening
In de opening vertel je twee dingen:
- De aanleiding voor het gesprek: de reden waarom je juist nu met de leerling of stagiair om de tafel zit. Dit kan een ervaring zijn die je hebt opgedaan tijdens de samenwerking met de leerling, een recente gebeurtenis waarover je graag in gesprek wil of een gebeurtenis die in de toekomst zal plaatsvinden.
- Het doel van het gesprek: wat wil je bereiken? Prestatieverbetering? Een betere samenwerking? Het vasthouden van de dingen die goed gaan?
In de opening:
- Stel je de ander op het gemak.
- Vertel je hoe je het gesprek wilt aanpakken: inhoudm structuur en tijdsduur van het gesprek.
Kern (gespreksverloop)
Hier voer je het eigenlijke gesprek. In de kern:
- Stel je vragen, vat je samen en vraag je door.
- Reageer je op wat de leerling of stagiair zegt.
- Vat je tussendoor samen.
- Probeer je tot conclusies of acties te komen, waar jullie het beiden over eens zijn.
Slot, afsluiting en evaluatie
- In het slot rond je het gesprek af door de kern samen te vatten.
- Maak je afspraken of je herhaalt deze als ze al eerder in het gesprek gemaakt zijn.
- Vraag je de ander hoe deze het gesprek ervaren heeft (evaluatie).
- Bedank je de ander voor het gesprek.
Luisteren
Luister je wel?
Voor een goed gesprek is het belangrijk dat je kunt luisteren. En dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Vaak zijn we te druk bezig met ons eigen verhaal om echt naar de ander te luisteren. Wil je de ander begrijpen, dan is luisteren een vereiste.
Een paar luistertechnieken waar je je voordeel mee kunt doen:
- Laat af en toe stiltes vallen. Door af en toe tot vier te tellen en stil te zijn, geef je de ander ruimte om te praten.
- Concentreer je op de verbale én non-verbale communicatie van de ander.
- Maak oogcontact en eem een geïnteresseerde lichaamshouding aan. Dus geen gegaap, gezucht of achteroverleunen.
- Maak gebruik van ‘tussenwerpsels’ om de ander te stimuleren bij het praten. Denk aan knikken, ‘hummen’, ‘ja?’-zeggen.
Een korte stilte tijdens een gesprek kan zeer aanmoedigend werken. Veel praktijkopleiders zijn geneigd te snel iets te zeggen als er even een stilte valt. Met name na het stellen van een vraag, gaat men vaak vervolgvragen stellen als de ander niet direct reageert. Dit niet-reageren kan echter een reden hebben, bijvoorbeeld omdat de ander zijn gedachten eerst op een rijtje wil zetten voordat hij verder vertelt of omdat hij het moeilijk vindt om verder te praten, omdat het onderwerp hem emotioneel raakt of omdat er een sociaal taboe op ligt. Soms is men stil omdat men het idee heeft dat er niets meer te vertellen valt.
Meestal kun je uit de context van het gesprek wel opmaken welke reden er speelt, maar door een goed gebruik van stlites kan juist dit soort informatie snel worden verkregen.
Hoe doe je dat? Hoewel stiltes soms pijnlijk of zelfs oorverdovend kunnen zijn, is het toch belangrijk om:
- Doorgaans gewoon even rustig af te wachten.
- Als blijkt dat de ander een duwtje nodig heeft, is het stellen van een vervolgvraag gepast, bijvoorbeeld "kun je daarover wat meer vertellen?" of "wat betekent dat voor jou?"
Soms valt er een stilte in het gesprek omdat je zelf even niet weet wat je verder moet vragen. Een opmerking als "ik wil even overdenken wat je allemaal vertelde", maakt de stilte voor de ander en voor jezelf aanvaardbaar, en geeft je de rust om een nieuwe vraag te bedenken.
Vragen
Waarom vraag je dat?
Wanneer je in gesprek bent met iemand, dan is het belangrijk om goed te luisteren naar de ander. Je luistert niet alleen naar wat hij of zij zegt, maar ook naar wat niet gezegd wordt. Door vragen te stellen bereik je het volgende:
- Je toont betrokkenheid
- Je geeft de ander ruimte om zijn verhaal te doen.
- Je kunt feiten achterhalen om misverstanden te voorkomen.
- Je kunt een praatje aanknopen en zo de relatie aangaan of versterken.
Soorten vragen
Vraag maar raak!
Wanneer je in gesprek bent met iemand, dan is het belangrijk om goed te luisteren naar de ander. Er is een aantal soorten vragen. Welke soort je gebruikt, hangt af van de situatie.
Open vragen: “Wat heb je vorige week allemaal geleerd?”
Open vragen zijn vragen die ruimte geven om een uitgebreid antwoord te geven. Open vragen beginnen met Wie, Wat, Waarom, Waar, Welke of Hoe. Ideaal als je informatie wil van de ander of de ander wil helpen zijn gedachten onder woorden te brengen.
Gesloten vragen: “Kun jij morgen een uurtje eerder beginnen?”
Gesloten vragen zijn vragen die je kunt beantwoorden met Ja, Nee, Weet ik niet, Morgenavond, etc. Ze nodigen dus niet uit tot het geven van veel informatie. Vooral handig als je feiten wil checken of snel duidelijkheid wilt.
Gesloten vragen kosten minder tijd met als voordeel dat je als vragensteller het initiatief in het gesprek houdt.
De keuzevraag: “Wil je koffie of thee?”
Met een keuzevraag bepaal jij de antwoordmogelijkheden voor de ander. Lekker duidelijk!
De suggestieve vraag: “Vinden jullie ook niet dat dit echt niet langer kan doorgaan?”
Bij deze vraag zit het (gewenste) antwoord al in de vraag verwerkt. Met deze vraag zou je iemand een mening kunnen opdringen, pas daar dus mee op. Maar ze kunnen ook heel prikkelend werken, als je bijvoorbeeld een discussie wilt opstarten.
Samenvattende vragen: “Klopt het dat je vindt dat je alle handelingen goed hebt gedaan?”
Door regelmatig samen te vatten, kun je checken of je de ander goed begrepen hebt.
Je kunt een samenvattende vraag beginnen met:
“Als ik je goed begrepen heb…”
“Dus jij vindt dat …”
Spiegelende en reflecterende vragen: “Ik heb het idee dat je er erg gespannen van wordt, klopt dat?”
Naast het samenvatten van de feiten, kun je ook het gevoel van de ander samenvatten en onder woorden brengen.
Confronterende vragen: “Je zegt dat je stage wil lopen op de salesafdeling, maar gisteren zei je ook dat je het verkopen helemaal niet zo leuk vond. Hoe verklaar je dat?”
Een confronterende vraag heeft als doel de ander te confronteren met bijvoorbeeld uitspraken die elkaar lijken tegen te spreken. Deze vragen kunnen de ander even lekker wakker schudden.
LSD
Luisteren, samenvatten en doorvragen
En als je dan vragen stelt, dan moet je natuurlijk ook luisteren naar de antwoorden. Wanneer je af en toe samenvat wat de ander heeft verteld, dan laat je zien dat je geluisterd hebt en check je meteen of je de ander goed hebt begrepen. Vervolgens kun je met doorvraagvragen dieper ingaan op het onderwerp. Zo werk je aan een heldere communicatie waarin je open staat voor de ander.
Gebruik dus LSD:
- Luisteren
- Samenvatten
- Doorvragen
Communicatietrainer Rozemarijn ’t Hart over de succesfactoren van een goed gesprek.
Gespreksagenda
Boodschappenlijstje voor een goed gesprek
Wil je een goed gesprek voeren, dan is een goede voorbereiding het halve werk. Een gespreksagenda is een must! De gespreksagenda, meestal gewoon ‘agenda’ genoemd, is een lijst met onderwerpen die aan de orde komen. Voorafgaand aan het gesprek wordt de agenda medegedeeld. Je kunt de leerling of stagiair tevens vragen om extra punten toe te voegen. Een gespreksagenda geeft structuur aan de opbouw (opening, kern, slot) en aan de inhoud van het gesprek. Een soort boodschappenlijstje dus.
Let op: een agenda is geen filmscript. Je hoeft het gesprek dus niet helemaal uit te schrijven. Je mag een agenda sowieso niet te vol plannen. Meestal is een handjevol onderwerpen (drie tot vijf) al genoeg.
Trefwoorden
ABC
We zetten de belangrijkste termen uit dit hoofdstuk voor je op een rijtje:
Open vragen: Vragen die beginnen met wie, wat, waar, waarom, waarmee, hoe
Gesloten vragen: Vragen waar je alleen met ja of nee op kunt antwoorden
Confronterende vragen: Vragen om iemand te confronteren met eerder gedane uitspraken
Non-verbale communicatie: Wat je zegt met lichaamstaal
Verbale communicatie: Wat je zegt met woorden
Spiegelende vragen: Vragen waarin je gevoelens van de ander onder woorden probeert te brengen en/of te checken
Suggestieve vragen: Vragen waarin het gewenste antwoord al besloten ligt; vragen die de ander (bijna) dwingen tot bepaalde uitspraken
Ruis: Storing tijdens communicatie
LSD: Staat voor ‘luisteren’, ‘samenvatten’ en ‘doorvragen’; onmisbare technieken voor een goed begeleidingsgesprek
Gespreksagenda: Lijst met onderwerpen van een gesprek; geeft structuur aan opbouw en inhoud
Feedback
Feed-wattes?
Je ziet zelf niet altijd ziet wat anderen zien. Dit noemen we ook wel ‘je blinde vlek’. Je bent je niet altijd bewust van wat jouw gedrag voor impact heeft op anderen. Dat geldt niet alleen voor jou, maar ook voor je stagiair.
Wanneer je aan een ander terugkoppelt wat er met jou gebeurt als hij zich op een bepaalde manier gedraagt, dan helpt het die ander ook te begrijpen waarom je zo op hem reageert. Deze terugkoppeling noemen we feedback.
Feedback is commentaar dat we geven of ontvangen op iemands gedrag of houding. Via feedback leer je hoe gedrag of houding overkomt en welke gevolgen dat gedrag voor de ander heeft. Feedback kan zowel positief (“Wat heb jij de specials van de dag helder gepresenteerd! Kon ik dat maar!”) als negatief (“Ik vond het vervelend dat je mij tijdens mijn uitleg telkens in de rede viel”) zijn. Feedback is iets anders dan een compliment of kritiek. Feedback gaat uitsluitend over veranderbaar gedrag, waar een compliment of kritiek ook over andere zaken kan gaan. “Wat heb je een leuk jasje aan” is bijvoorbeeld een compliment en geen feedback.
Feedback kan meerdere functies hebben:
- Stimuleren en motiveren van gewenst gedrag bij een ander
“Toen die gast jou net om advies vroeg, nam je echt even de tijd om contact te maken. Je stopte even waar je mee bezig was en maakte goed oogcontact. De gast voelde zich herkend en bedankte je uitgebreid voor je advies. Ik vond het knap om te zien hoe goed je dat deed, het is een mooi voorbeeld van hoe wij hier de gast graag centraal zetten.” - Corrigeren van niet-gewenst gedrag en bewustmaken van de blinde vlek van de ander
“Toen die gast jou net vroeg om advies, deed je je verhaal terwijl je doorging met het beleggen van de broodjes. Je keek de gast niet aan en dat vond ik niet zo vriendelijk overkomen. Wil je de gast de volgende keer ook aankijken?”
Feedback is dus niet bedoeld om even je hart te luchten en de ander ‘eens lekker te vertellen wat je van hem of haar vindt’. Feedback is opbouwend, je geeft de ander inzicht in zijn gedrag met als doel effectiever te worden in het gewenste gedrag.
Feedback in 4 stappen
De spelregels van feedback
Wie positieve feedback krijgt, heeft het daar meestal niet zo moeilijk mee. Ee meeste mensen krijgen er vleugels van! Wie te horen krijgt dat hij het voortaan beter anders kan doen, moet soms even slikken. De volgende spelregels helpen je om feedback op de juiste manier te geven. Je zult zien dat de ander hierdoor minder snel in de weerstand schiet.
Stap 1: Wees duidelijk en blijf bij de feiten.
Benoem wat je ziet (of zag) gebeuren en blijf bij de feiten (en houd je mening nog even voor je). Waarom? Omdat je over de feiten geen discussie krijgt, feiten zijn feiten.
“Vanmorgen was je tien minuten te laat.”
Stap 2: Wat is het effect op jou?
Benoem wat dat gedrag uit stap 1 met jou doet. Wat vind je ervan? Formuleer het vanuit jezelf, het is immers jouw gevoel en niet dat van de hele wereld.
“Ik baalde daar wel van, want mijn strakke planning liep daardoor anders dan ik wilde. Om ergernissen bij gasten voor te kunnen zijn, hebben we veel kunst- en vliegwerk moeten uithalen.”
Stap 3: Vraag om een reactie.
Betrek de ander. ‘Herken je dat?’ ‘Snap je mijn gevoel?’ Wat vind je ervan?’
“Snap je dat die tien minuten best veel uitmaken? Begrijp je waarom ik hamer op het op tijd komen?”
Stap 4: Maak afspraken.
Bespreek hoe je het graag wilt aanpakken en wat je zou willen. Wees duidelijk in je doel.
“Kan ik met je afspreken dat je voortaan op tijd bent?”
Effectieve feedback
Doe het goed!
Je wil je stagiair dus niet afschrikken door bijvoorbeeld botweg te verwijten dat hij de producten niet goed afdekt voordat hij ze in de koeling zet. Je wil wél bereiken dat hij zijn gedrag verandert en gemotiveerd wordt om het in de toekomst (vanaf nu dus) goed te doen. Je feedback moet dus iets moois teweegbrengen en geen angst zaaien.
Effectieve feedback moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Er moet een sfeer van vertrouwen en veiligheid tussen jullie zijn.
- Beiden moeten het gevoel hebben dat feedback een belangrijk hulpmiddel is om de communicatie te verbeteren.
We horen je denken: ‘Dat klinkt wel heel eenvoudig’. Nou, dat is het... niet. Daarom een paar handige feedbackregels als aanvulling op de stappen van feedback:
- Beschrijf in plaats van het geven van een oordeel.
‘Ik zie dat je je ogen neerslaat’ in plaats van ‘Zo hee, jij bent verlegen!’ - Wees specifiek in plaats van algemeen.
‘Toen we net aan de slag gingen, bleef je wachten tot iemand jou een gerichte opdracht gaf’ in plaats van ‘Je bent afwachtend’. - Geef bruikbare feedback op gedrag waar iemand ook echt iets aan kan veranderen.
Dus niet: “Je moet wat minder stotteren als je met een gast praat.” - Bedenk dat feedback het meest zinvol is als de ander daar zelf om vraagt.
- Geef feedback op het juiste moment.
- Let goed op de reacties bij de ander als je feedback geeft. Dan pas zie je of je feedback effect heeft.
- Voorkom dat de ander het gevoel heeft dat je ‘alleen maar kritiek hebt’. Dan zou je zelf toch ook liever willen wegrennen?
Feedback geven moeilijk? Johan laat zien hoe het NIET moet!
Feedback geven en ontvangen
Do’s & Don’ts
Do’s
Feedback geven:
- Geef (vaker) positieve feedback! Daar wordt iedereen blij van.
- Geef de feedback op een handig moment, niet middenin een drukke lunch.
- Geef zelf het goede voorbeeld. Een ander aanspreken op gedrag werkt pas als jij zelf het gewenste gedrag vertoont.
Feedback ontvangen:
- Bedank de ander voor feedback. Ook al is het niet altijd leuk om te horen, de ander doet wel moeite om jou te helpen.
- Luister actief.
- Stel vragen zodat je echt begrijpt wat de ander bedoelt.
Don’ts
Feedback geven:
- Vaag zijn en te lang om de boodschap heen draaien zodat niemand meer snapt wat je bedoelt te zeggen. Jij dus ook niet.
- Te lang wachten met het geven van feedback (“Een maand geleden deed je…”)
- De ander geen ruimte geven en er een monoloog van maken.
Feedback ontvangen:
- In de verdediging schieten als je feedback krijgt (“Dat is niet waar!”)
- Niet luisteren.
- Het persoonlijk maken (“Wat kun jij zeuren zeg!”)
Feedbackgesprek
Fasering van een feedbackgesprek
@ Ander gedrag geven, bijvoorbeeld tip
Het gaat in feedbackgesprekken om de brenger (jij dus) van een boodschap met nieuws dat de ander (de stagiair) liever niet had willen horen. Je voert dit gesprek als je vindt dat er iets gebeurd is, waar je vrijwel direct aandacht aan wil schenken. Het kan dus niet wachten tot het ingeplande voortgangsgesprek.
Het feedbackgesprek bestaat uit de volgende fases:
Fase 1: Voorbereiding
- Breng goed in kaart wat je wilt zeggen.
- Zorg voor een geschikte locatie en handig tijdstip.
- Houd rekening met het feit dat je leerling na afloop stoom zal willen afblazen.
Fase 2: Het brengen van je boodschap (het slechte nieuws)
- Zeg direct duidelijk wat je boodschap is.
- Let op je non-verbale gedrag: neem een open houding aan en houd oogcontact.
Fase 3: Reacties opvangen (stoom afblazen)
- Geef de ander ruimte om het nieuws te laten doordringen.
- Ga niet direct uitgebreid uitleggen wat je argumenten zijn. Dit wil de ander nog even niet horen.
- Toon begrip en belangstelling voor de emotie van de ander.
Fase 4: Presenteren van je argumenten, redenen en motivatie
- Is je stagiair van de eerste schrik bekomen? Leg dan je argumenten uit.
- Wees kort, bondig en concreet.
- Ga niet in discussie.
Fase 5: Zoek naar oplossingen
- Start pas met deze fase als je denkt dat de ander daaraantoe is.
- Bekijk samen wat jullie kunnen doen om tot een oplossing te komen.
- Zorg dat de ‘aap’ niet alleen op jouw schouder komt, laat de ander ook actief nadenken over mogelijkheden.
Fase 6: Afsluiting
- Sluit het gesprek af.
- Doe geen beloftes die je niet kunt waarmaken.
Trefwoorden
Abc
We zetten de belangrijkste termen uit dit hoofdstuk voor je op een rijtje:
Feedback: reactie op het gedrag van een ander met verandering als doel
Feedbackgesprek: een gestructureerd gesprek waarin je een ander wijst op zijn handelingen, gedrag en prestaties
Het gesprek voorbereiden
Doel? Een goede match
In een eerdere module heb je al geleerd dat er een aantal stappen genomen moet worden voordat je een stagiair de hand kunt schudden en de stage kan beginnen. Een belangrijk onderdeel hebben we niet eerder onder de loep genomen: het selectiegesprek. Een selectiegesprek biedt je de mogelijkheid om te kijken of er een match gemaakt kan worden tussen de stageplek en de kandidaat. En hoe bepaal je nou in een klein uurtje of er sprake is van een ‘match made in heaven’? Dat doe je in de eerste plaats door goed te onderzoeken wat de motivatie van de leerling is voor de stageplek. Wat wil hij leren? Sluit de stageplaats aan op de ervaring van de kandidaat? En past de stageplaats ook daadwerkelijk bij de opleiding?
Een paar tips voordat je begint:
- Een duidelijke uitnodiging te sturen met daarin het doel van het gesprek, de tijd en plaats en wie er bij het gesprek aanwezig zijn. En denk je ook aan een routebeschrijving?
- Trek minimaal 45 minuten uit voor het gesprek en zorg dat je niet gestoord wordt.
- Neem het sollicatieformulier of de sollicitatiebrief goed door en bereid het gesprek voor.
Hoe zit het wettelijk gezien?
De Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) is op 1 september 1994 in werking getreden. De AWGB is een nadere uitwerking van Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet, luidende al- len die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
De Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) is op 1 mei 2004 in werking getreden. Volgens de WGBL is discriminatie op grond van leeftijd verboden bij het aanbieden van werk en tijdens het dienstverband. Het verbod op onderscheid naar leeftijd bij het vinden of houden van werk geldt bij werving, selectie, aanstelling, arbeidsbemiddeling, arbeidsvoorwaarden, be- vordering en ontslag. De WGBL is ook van toe- passing op beroepsonderwijs.
Opbouw van het selectiegesprek
Het begint met welkom
De volgende fasering is goed toepasbaar bij een selectie- of sollicitatiegesprek:
1. Het gesprek openen
- Heet de leerling welkom; stel de leerling op zijn/haar gemak (het is misschien hun eerste sollicitatie ever!).
- Stel alle aanwezigen voor.
2. Structuur aanleggen
- Informeer de leerling over de opbouw van het gesprek.
- Vertel wie welke rol heeft tijdens het gesprek (als er meerdere mensen aanwezig zijn).
3. De functie inleiden
- Vraag wat de kandidaat al weet over het bedrijf of de functie.
- Vertel kort (!) over de organisatie en de functie.
- Vertel iets over het soort werk, de werkdagen en de werktijden.
- Bespreek kort hoe je de leerling wilt gaan begeleiden. Maak hierbij indien mogelijk gebruik van het opleidingsplan, de praktijkovereenkomst of de bpv-opdrachten van school.
4. Interviewen van de sollicitant; stel vooral open vragen
- Stel vragen of te kijken of de leerling bij de vacature past. Is dit de stagiair of leerling die jullie zoeken?
- Geef de leerling ruimte om vragen te stellen.
5. Arbeidsvoorwaarden bespreken
- Denk je dat er een match te maken valt? Bespreek indien mogelijk alvast de arbeidsvoorwaarden. Bespreek niet alleen de vergoeding die jullie bieden, maar ook de mogelijkheden waarmee de stagiair of leerling het beste uit de stagetijd kan halen.
6. Benoemen van follow-up: hoe gaat het na het gesprek verder?
- Vraag de sollicitant of er nog vragen zijn.
- Benoem de vervolgstappen en vertel wanneer de leerling bericht van jullie kan ontvangen.
Wordt besloten om de sollicitant geen stageplek aan te bieden? Breng dit nieuws dan zorgvuldig. Het is voor de leerling belangrijk om te weten wat de motivatie is voor deze beslissing.
We schreven al in de inleiding ‘Hoera, een stagiair!’: de cao is niet alleen belangrijk voor jou als werknemer, maar ook voor jouw stagiair. Check daarom een keer samen met hem of haar de cao en zoek op ‘stage’ of ‘leerling’.
De cao vind je hier.
Functie van een voortgangs- of functioneringsgesprek
Tijd en aandacht met effect
Een voortgangs- of functioneringsgesprek is een open gesprek over het functioneren van een stagiair, maar ook van jezelf. Natuurlijk praat je regelmatig met elkaar over hoe het gaat, maar tijdens een voortgangs- of functioneringsgesprek heb je de kans om dieper op onderwerpen in te gaan en te vragen naar de tevredenheid van de stagiair zelf. Je kunt samen puntjes op de i zetten en zaken bespreken waar je op de werkvloer geen tijd voor hebt. Het is een leerzaam en verhelderend voor beide partijen. Door de gesprekken op te nemen in het opleidingsplan, maak je ze een zichtbaar onderdeel van het begeleidingstraject.
De doelen van het functioneringsgesprek zijn:
- Stimulering
- Ontwikkeling
- Bijsturing
- Prestatieverbetering
De kenmerken van het functioneringsgesprek zijn:
- Het is een formeel overleg tussen een praktijkopleider en een stagiair.
- Er is sprake van gelijkwaardigheid.
- Het gesprek is tweezijdig: de praktijkopleider vraagt naar het functioneren van de stagiair, de sterke punten en eventuele verbeterpunten. De stagiair krijgt alle ruimte om toe te lichten, zijn ervaringen en meningen te delen en om zelf vragen te stellen.
- Tijdens het gesprek kijken jullie samen naar het verleden, het heden, maar ook naar de toekomst (wat wil je nog leren, wat wil je bereiken?).
Ik had in mijn vierde stageweek mijn eerste voortgangsgesprek. We hadden al een aantal begeleidingsgesprekjes gehad, maar dit voelde toch meer officieel. Ik was daarom ook best zenuwachtig. Maar het was een superleuk en leerzaam gesprek! Mijn praktijkopleider nam echt de tijd om zaken door te nemen en ik voelde de ruimte om te vragen hoe het nou precies zat met bepaalde zaken. Er waren nog best wat procedures die ik nog niet helemaal snapte, maar waar ik op de werkvloer niet naar durfde te vragen. En het ging niet alleen over de procedures en regeltjes, maar ook over wat ik nog wilde leren en ontwikkelen. Ik ben best onzeker, en daar hebben we uitgebreid over gepraat en afspraken gemaakt over hoe mijn praktijkopleider mij daar het beste bij kan ondersteunen. Echt fijn!
Voortgangs- of functioneringsgesprek voorbereiden
Daar heb je ’m weer: de voorbereiding
Ja, we weten dat we een beetje in herhaling vallen. Maar hé, een goede voorbereiding is nou eenmaal erg belangrijk.
De belangrijkste tips voor een goede voorbereiding op een rijtje:
- Kies een handige dag en tijdstip voor het gesprek (niet te laat op de dag en niet middenin de lunch natuurlijk).
- Breng je stagiair op tijd op de hoogte van de dag en het tijdstip.
- Plan ten minste één uur in.
- Zorg voor een rustige ruimte waar jullie niet gestoord worden.
- Maak een gespreksagenda en bereid je voor op de onderwerpen:
- Vaktechnische vorderingen
- Afspraken en uitgangspunten uit het opleidingsplan, zoals planning
- Houding en gedrag (gemotiveerd, toont initiatief, klantgericht, werktempo)
Opbouw voortgangs- of functioneringsgesprek
Kop, romp en staart
Elk gesprek bestaat uit een aantal fasen. Voor het functioneringsgesprek zijn dat:
- Inleiding (doel van het gesprek: voortgang bespreken)
- Inventarisatie van de bespreekpunten (je vertelt kort waar je het over wil hebben en vraagt de stagiair of hij/zij ook nog punten wil toevoegen)
- Bespreken van de gang van zaken in de afgelopen perioden, verbeterpunten voor de toekomst bespreken
- Afspraken samenvatten en vastleggen (“Dus, we hebben afgesproken dat…”)
- Afsluiting